Het begon zo'n 15 jaar geleden ongeveer, de belangstelling voor die grote rivier. Ik was al bekend met de visserij in de IJssel op brasem en voorn en gezien de gelijkenis van die twee grote rivieren wilde ik proberen of het ook in de Lek mogelijk was om met die zware nimfen iets te vangen. De resultaten waren toen zeer matig en na een aantal mislukte pogingen vond ik het welletjes. De Lek verdween voor een lange tijd in de vergetelheid. Maar enkele jaren geleden, aangemoedigd door interessante berichten op het internet over vangsten van windes (een van mijn favoriete vissoorten) in die mooie rivier, ging ik het weer proberen. Ik woonde toen al in Houten en binnen 10 minuten sta je dan aan de rivier. Even het dorp uit, de brug over het Amsterdam Rijnkanaal over, Schalkwijk helemaal uitrijden, de dijk op en dan ben je er. Vanaf de dijk heb je prachtige, wijde uitzichten op grazende koeien, schitterende ochtendnevels, overvliegende gakkende zwermen ganzen en die mooie, langzaam stromende watermassa. Het probleem was toen dat ik geen enkele aanwijzing had over waar en hoe. In de wetenschap dat de wateren die je het vaakst kan bezoeken en die je dus het beste kent de meeste kansen op succes bieden, begon ik mijn zoektocht zo dicht mogelijk bij mijn woonplaats. Zo richtte ik mij voornamelijk op de rechter oever ter hoogte van Culemborg, daar waar de pont heen en weer vaart. Ook de verschillende recreatieterreinen aan de rivier begon ik regelmatig te bezoeken.
Een gesprek met de veerman, een man die het maar raar vond dat ik met die dikke lijn viste, leverde op dat er op die plek veel vis zat en dat er maar weinig vissers waren die er aandacht aan besteedden. Karpers, snoekbaarzen, voorns, paling..... Maar of hij van windes wist? Nee! Daar wist hij niets van. Gezien mijn eerdere ervaring in de IJssel ging ik maar aan de slag en paste ik weer dezelfde techniek toe: lange leaders, flink verzwaarde nimfen en hier en daar de bodem aftasten. Na enkele vruchteloze sessies en enig zoekwerk begon ik de eerste successen te boeken. Langzaam maar zeker ontdekte ik op welke plekken de vis zich graag ophoudt, welke rol daarbij de stromingspatronen bij hoog en bij laag water spelen en bij welke omstandigheden je de meeste kansen op succes hebt. Ik ving over het algemeen brasems en voorns met soms enkele mooie baarzen en een keer ving ik zelfs 2 mooie snoekbaarzen die zich aan mijn goudkoppen hadden vergrepen. Maar waar bleven die windes waar ik van gehoord had en die ik zo graag wilde vangen? Misschien een kwestie van tijd en verder zoeken, of beter mijn oren spitsen tijdens gesprekken met andere vissers dacht ik, en ging gewoon verder met vissen. Maar de vangsten van windes bleven gewoon uit. Zoals vaak het geval is, als je ergens belangstelling voor hebt, kom je vroeg of laat gelijkgestemden tegen. Zo ontmoette ik Wilbert Goes van The Leader, die zelfs een site aan de Lek heeft gewijd en die wel succesvol op winde viste. Ook maakte ik kennis met Gerrit van Middelkoop, eveneens lid van The Leader en die een zeer goede kenner van de Lek bleek te zijn. Die rivier beviste hij al enkele jaren en hij wist alles over de windes!!!!!
Tijdens visuitjes met andere clubleden in de Lek bleek hij de enige te zijn die winde ving, om maar niet te spreken – en dit vond ik echt onthutsend - van het feit dat hij ze doodleuk op dezelfde plekken ving waar ik niet verder kwam dan brasems en voorns. Daar moest ik zeker meer van weten! Vanaf dat moment zou ik Gerrit zeer oplettend in de gaten gaan houden. Maar de steeds korter wordende dagen en de eerste nachtvorsten gaven al aan dat het seizoen aan het aflopen was. Ik moest dus nog een wintertje geduld betrachten om over de techniek na te denken en mij klaar te maken voor het nieuwe seizoen. Tijdens de clubavonden die daarop volgden verstrekte Gerrit veel informatie over vliegen en ook over de technieken die hij toepaste. Natuurlijk probeerde ik het zo goed mogelijk in me op te nemen. Eind maart van het nieuwe seizoen begon ik al de eerste (uiteraard vruchteloze) sessies te houden maar in april kwam eindelijk wat meer schot in de zaak. Zo zat ik een keer op de kop van een krib een paar boterhammen te nuttigen toen ik, op niet meer dan een paar meter van mij vandaan, een winde tussen de stenen zag scharrelen. Zo snel ik kon liet ik mijn zwarte Patrick voor zijn neus zakken en hij pakte hem meteen. Dat hij wat later los schoot vond ik wat minder maar ik had wel veel geleerd van die gebeurtenis.
Winde foerageert dus graag tussen de stenen van de kribben en hoeft dus niet op de zanderige bodem, ver van de oever of de kribben vandaan gezocht te worden. Mijn tactiek, die meer gebaseerd was op het afkammen van de dieptes, moest flink aangepast worden. Ik verkorte mijn leader en begon dus met wat lichtere, zwarte Patricks op de stenen te zoeken maar ik probeerde vooral om eerst de windes te spotten! Aangekomen bij een veelbelovende krib begon ik, langzaam lopend en in het water speurend, naar vis te zoeken en vaak kon ik windes ontdekken die tussen de stenen foerageerden. Het was vervolgens een kwestie van mijn windevlieg op korte afstand van de vis te werpen en het een beetje te bewegen en de vis pakte in de meeste gevallen meteen. Een andere succesvolle techniek, die ik trouwens van Gerrit leerde, bleek het afkammen van de krib zelf te zijn. Gewoon in de lengte van de krib werpen en langs de taluuds vissen, leverde vaak schitterende aanbeten op om maar niet te spreken van de navolgers die soms op het laatste moment toehapten maar zich soms ook omdraaiden en wegzwommen. Dit maakt het echt een zeer spannende visserij!! Verder, zelfs tijdens de verplaatsingen tussen de ene en de andere krib, deed ik interessante ontdekkingen. Daar trof ik regelmatig windes aan op zeer korte afstand van de oever, in nog geen 20 centimeter water, of soms een paar meter uit de kant. Vervolgens kon ik ze met goed geplaatste worpen tot een aanbeet verleiden.
Voorwaarde is wel dat het water redelijk helder is en dat je zeer langzaam en voorzichtig langs de oever loopt. Ik ben vaak genoeg te onvoorzichtig geweest en door de boeggolf van een wegzwemmende winde gewaarschuwd dat ik hem weggejaagd had. Ook kwam ik ze bij warm weer in rustige inhammen tegen, terwijl ze met scholen van zo'n tiental exemplaren insecten van de wateroppervlakte aan het plukken waren. In dat soort gevallen was het geruisloos presenteren van een droge vlieg aan een lange leader aanleiding tot schitterende aanbeten. Je zag de vis langzaam je vlieg benaderen en bedachtzaam naar binnen zuigen. Verder kwam ik, vooral in de vroege ochtend, windes tegen die langs de stroomnaad met veel kabaal 'iets' van de wateroppervlakte pakten. Vissen die je niet onder de oppervlakte ziet zwemmen maar die vanuit het niets zeer luidruchtig stijgen om vervolgens weer in de diepte te verdwijnen. Soms zag ik ze ook langzaam naar de oppervlakte stijgen, waarbij de onmiskenbare oranje vinnen duidelijk zichtbaar waren. Uiteraard heb ik veelvuldig geprobeerd om daar een droge vlieg op los te laten maar tot nu toe zonder resultaat.
Dit is dus voor mij de volgende uitdaging want mijn zoektocht langs de Lek is nog lang niet afgelopen!
Francesco Gentili.